Elkaar coachen doe je bijna ongemerkt als je in een groep rijdt. Bijvoorbeeld wijs je de anderen op een paaltje. Of op tegenliggers, waardoor we moeten ritsen.
De voorsten in een groep doen dat vanzelfsprekend. Verderop komen de signalen soms niet door. Bijvoorbeeld als degenen die tussenin rijden druk in gesprek zijn en het signaal niet naar achteren doorgeven. Dan kunnen de achtersten wel eens overvallen worden door een paaltje.
Je coacht elkaar ook om met zijn allen beter uit de wind te zitten. Bij weinig wind voel je op kop niet altijd even goed waar die vandaan komt. In het wiel merk je veel beter waar de wind zit en dus de kopman zou moeten rijden. Degenen die achter rijden roepen dan ‘tikkie links’ of ‘tikkie rechts’ om de kopman of -vrouw in de juiste positie te brengen.
Denk erom om alle richtingsveranderingen langzaam te doen.
Feedback geven
Als iemand naar jouw smaak een ‘fout’ maakt probeer je hem bij te brengen wat hij fout doet en hoe het beter kan.
Je vertelt concreet wat je hebt waargenomen van het rijgedrag van de ander. Bijvoorbeeld: “Je reed daar en dan om een plas heen, is je dat zelf ook opgevallen?” Dan geef je aan wat het effect was op jou of de anderen in de groep: ”Achter je ontstond er een golfbeweging door de groep en dat is natuurlijk niet zo veilig.” Dan pas geef je aan hoe het beter kan: “Doe een volgende keer ….”.
Zo klinkt dit natuurlijk geforceerd en overdreven. Maar je snapt het idee: niet uitkafferen, maar op een rustige manier feitelijk zijn in de waarneming en concreet aangeven hoe het anders moet. Eventueel legt je uit waarom dat beter is. Dat helpt altijd:)
Vaak is het handig om niet direct feedback te geven wanneer er iets fout gaat. Iets later spreek jij waarschijnlijk wat rustiger en staat de ander meer open voor kritiek.
Misschien ken je de slogan: duidelijk op inhoud, zacht op relatie. “Mag ik je wat zeggen?”, “Is het een idee als …”. “Wat mij betreft …” zijn zinnen die veel ruimte aan een ander laten. En hem of haar niet tegen de haren in strijken.
Als er sprake is van een (informele) gezagsverhouding, (ervaren-onervaren rijder) kan het inhoudelijk stelliger: “De volgende keer als je kop over neemt, doe je dat zus en zo …” Uiteraard wel op een vriendelijke toon.
Natuurlijk begin je wel eens met een schreeuw vanuit schrik of irritatie. Dan is het handig om daarna eerst de spanning uit de lucht te halen. “Sorry, dat ik zo schreeuwde. Ik schrok, vandaar. Mag ik je …”
Feedback ontvangen
Feedback ontvangen is net zo moeilijk als feedback geven. Maar als je het goed doet leer je wat en bovendien voelt een ander zich vrij om je nog eens een tip te geven. Niet gelijk antwoorden met “Ja maar”, maar eerst doorvragen: “Waar was het precies, wat deed ik, wat was het gevolg daarvan, wat wil je dat ik anders doe?” Pas daarna kan je zo nodig in discussie gaan als je het er niet mee eens bent.
Feedback is moeilijk
Feedback geven en ontvangen is niet makkelijk, zeker met weinig lucht in je longen en de schrik in je benen. Je hoeft het ook niet precies volgens het boekje te doen. Fietsers zijn meestal wel wat kreterige communicatie gewend:).
In groepen fietsers zijn de ‘leiders’ al gauw degenen met de sterkste benen. Soms degenen met de grootste mond. En vaak zijn dat dezelfde:). Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. Het is een grote kunst om met de zwakste benen toch de anderen te coachen als dat jezelf of de groep als geheel helpt. Bij het waaierrijden bijvoorbeeld. Dan zet je als zwakkere de sterke mannen of vrouwen op kop goed aan de windkant. In een ploegentijdrit is dat zelfs een voorwaarde dat de zwakkeren de anderen coachen. Daar geldt: Zwakke benen, juist grote mond! Ook al dat nog zo moeilijk.
Of als je met je groep door een drukke dorpsstraat rijdt, dan kan het natuurlijk ook een ‘zwakkere’ zijn die ervoor zorgt dat het tempo eruit gaat. Is ook prettig voor de aanwonenden en andere weggebruikers.